Duurzaamheidsinformatie

Stichting Rabobank Pensioenfonds belegt voor de ‘Pensioenregeling’ in één of meerdere beleggingsinstellingen en -mandaten die ecologische of sociale kenmerken promoten. Hiermee classificeert deze Pensioenregeling als artikel 8 onder SFDR. Meer duurzaamheidsinformatie over de Pensioenregeling vindt u in deze 12 rubrieken.

Stichting Rabobank Pensioenfonds, hierna ‘Pensioenregeling’, belegt in één of meerdere beleggingsinstellingen en -mandaten die ecologische of sociale kenmerken promoten. Hiermee classificeert deze Pensioenregeling als artikel 8 onder SFDR. Meer duurzaamheidsinformatie over de Pensioenregeling is te vinden per rubriek.

Geen duurzame beleggingsdoelstelling
Deze Pensioenregeling promoot ecologische en/of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. De Pensioenregeling houdt via de MVB-instrumenten (het uitsluitingsbeleid, ESG-integratie, doelinvesteringen en engagement) rekening met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren.

Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product
De ecologische en/of sociale kenmerken van de Pensioenregeling zijn:

• ESG-integratie

• CO2-reductie

• Uitsluitingsbeleid

Beleggingsstrategie
Om de beoogde pensioenuitkering op korte en lange termijn te realiseren, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. De doelstelling van het beleggingsbeleid is het beheren van de beleggingen zodanig dat mede met de beleggingsresultaten kan worden voldaan aan de pensioenverplichtingen en de indexatie-ambitie van het fonds.

Het pensioenfonds belegt vanuit het ‘prudent person’ beginsel. Hierbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Dit houdt onder andere in dat het beleggingsbeleid wordt afgestemd op de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds tegen marktwaarde. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke eisen die onder het financieel toetsingskader (FTK) aan het beleggingsbeleid en risicomanagement worden gesteld. DNB houdt hier toezicht op.

Het fonds heeft verplichtingen en ambities, onder andere op het gebied van de pensioenpremie en inflatiecompensatie (voor een uitgebreidere beschrijving hiervan verwijzen wij naar de ABTN). Om die verplichtingen en ambities te kunnen realiseren, heeft het fonds verschillende sturingsmiddelen. Een van die middelen is het beleggingsbeleid. Om op de lange termijn voldoende middelen te hebben om aan de verplichtingen te kunnen voldoen en ambities waar te kunnen maken, belegt het fonds de premies in aandelen, obligaties en andere beleggingsvormen waarover rendement wordt behaald.

Het pensioenfonds heeft een indexatieambitie ten behoeve van al haar deelnemers. Vanuit de vereiste dekkingsgraad wil het pensioenfonds een gemiddelde jaarlijkse toeslag van 70% van de prijsinflatie kunnen geven.

Een uitgebreide toelichting op de beleggingsstrategie vindt u in de ABTN.

De Pensioenregeling hanteert een beleid om te zorgen dat wordt belegd in ondernemingen die voldoen aan de praktijken van goed bestuur (‘good governance’).

Aandeel beleggingen
Minimaal 76% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 24% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen. Dit betreft de beleggingscategorieën hypotheken, vastgoed en grondstoffen. Voor deze categorieën wordt deels belegd in beleggingsfondsen die ESG-criteria toepassen. Maar in december 2022 kunnen wij nog niet het percentage meten van bijvoorbeeld de uitgesloten ondernemingen in deze beleggingsfondsen. We kunnen daarover nog niet rapporteren. Daarom worden deze beleggingsfondsen vooralsnog opgenomen in de categorie Overig en bestaat uit onder andere cash en geldmarktinstrumenten. De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A).

Voor meer informatie over categorisering, zie de rubriek ‘Aandeel beleggingen’.

Monitoring van ecologische of sociale kenmerken
Om te bepalen of de Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt per kenmerk gekeken naar een relevante duurzaamheidsindicator. Per kenmerk wordt zo gemeten of aan de gepromote ecologische of sociale kenmerken wordt voldaan. De monitoring vindt plaats over de volledige levensduur van de Pensioenregeling. Voor meer informatie over de duurzaamheidsindicatoren zie de rubriek ‘Monitoring van ecologische of sociale kenmerken’.

Methodologieën
Om te meten hoe de Pensioenregeling de gepromote ecologische of sociale kenmerken behaalt, is per kenmerk een uitgebreide methodologie opgesteld. Voor iedere methodologie vinden vanuit gevalideerde databronnen door middel van interne/externe raamwerken de metingen plaats. Voor meer informatie over de methodologieën: zie de rubriek ‘Methodologieën’.

Databronnen en -verwerking
De Pensioenregeling gebruikt een mix van interne en externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. Onze voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus. De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van het uitsluitingsbeleid en de ESG-integratie. We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider.

Methodologische en databeperkingen
Het pensioenfonds kent enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevensverwerking:

• Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (fossiele brandstoffen, tabak, controversiële wapens).

• Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen.

• Beperkingen aan CO2-gegevens.

• Beperkingen aan ESG-ratings.

De methodologische en databeperkingen worden verder toegelicht in de rubriek ‘Methodologische en databeperkingen’.

Due diligence
Due diligence is er op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te prioriteren en analyseren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen. De ESG-dienstverlener doorloopt periodiek een screening van bedrijven op het schenden van de daarin genoemde internationale normen. Dit proces wordt het due diligence proces genoemd. Het due diligence proces wordt doorlopen om de belangrijkste ongunstige effecten van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen en te prioriteren, met als doel ze te voorkomen en te verminderen alsmede om verantwoording af te leggen over hoe de Pensioenregeling omgaat met de geïdentificeerde effecten.

Engagementbeleid
Namens de Pensioenregeling wordt met ondernemingen die binnen de scope van het engagementbeleid vallen de dialoog gevoerd. Daarnaast maakt de Pensioenregeling actief gebruik van haar aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin de Pensioenregeling namens klanten belegt (stemmen). Daarbij besteedt de Pensioenregeling aandacht aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen. De Pensioenregeling maakt onderscheid tussen twee soorten engagement: Reactief engagement en Actief engagement.

Aangewezen referentiebenchmark
Op het niveau van de pensioenregeling gebruikt de Pensioenregeling geen alomvattende referentie benchmark. Deze rubriek is daardoor niet van toepassing op de Pensioenregeling.

De Pensioenregeling promoot ecologische of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling.

Aan de hand van de MVB-instrumenten uitsluiten, engagement en ESG-integratie wordt rekening gehouden met de PAI-indicatoren en de internationale richtlijnen, zie onderstaande tabel:

Belangrijkste ongunstige effecten (PAI-indicatoren) Toepassing Duurzaamheidsindicator gebruikt door pensioenfonds Relevante beleggingscategorie
Broeikasgasemissies Engagement, stemmen en uitsluiten Scope 1, 2 en 3 broeikasgasemissies Aandelen en bedrijfsobligaties
Koolstofvoetafdruk Engagement, stemmen en uitsluiten CO2 / Sales Aandelen en bedrijfsobligaties
Broeikasgas- intensiteit ondernemingen waarin is belegd ESG-integratie, Engagement en uitsluiten CO2 / Sales Aandelen en bedrijfsobligaties
Blootstelling aan ondernemingen actief in de sector fossiele brandstoffen Uitsluiten, stemmen Betrokkenheid bij kolen en teerzanden, met een omzetgrens van >10% Aandelen, bedrijfsobligaties, infrastructuur, private equity
Aandeel verbruik en opwekking niet-hernieuwbare energie Uitsluiten Betrokkenheid bij kolen en teerzanden, met een omzetgrens van >10% Aandelen, bedrijfsobligaties, infrastructuur, private equity
Activiteiten met negatieve gevolgen voor biodiversiteits-gevoelige gebieden Engagement, stemmen en uitsluiten Vermeende en daadwerkelijke betrokkenheid bij normschendingen en betrokkenheid bij sectoren met impact op en afhankelijkheid van biodiversiteit Aandelen en bedrijfsobligaties
Schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) Engagement en uitsluiten Vermeende en daadwerkelijke betrokkenheid bij normschendingen Aandelen, bedrijfsobligaties, infrastructuur, private equity
Ontbreken van procedures en compliance-mechanismen voor het monitoren van de naleving van de beginselen van het VN Global Compact en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen Engagement en uitsluiten Vermeende en daadwerkelijke betrokkenheid bij normschendingen Aandelen, bedrijfsobligaties, infrastructuur, private equity
Blootstelling aan controversiële wapens (antipersoneelsmijnen, clustermunitie, chemische wapens en biologische wapens) Uitsluiten Betrokkenheid bij controversiële wapens Aandelen, bedrijfsobligaties, infrastructuur, private equity
Landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten Uitsluiten Onderwerp van relevante EU-sancties en/of lage score op mensenrechten, arbeidsrechten of anti-corruptie Staatsobligaties, EMD
Landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten Uitsluiten Onderwerp van relevante EU-sancties en/of lage score op mensenrechten, arbeidsrechten of anti-corruptie Staatsobligaties, EMD
Blootstelling aan gebieden met grote waterstress Engagement Aandeel beleggingen in ondernemingen met locaties in gebieden met grote waterstress zonder een beleid voor waterbeheer Aandelen en bedrijfsobligaties
Activiteiten en leveranciers met een significant risico op kinderarbeid Uitsluiten Vermeende en daadwerkelijke betrokkenheid bij normschendingen Aandelen, bedrijfsobligaties, infrastructuur, private equity

Deze Pensioenregeling promoot de volgende ecologische of sociale kenmerken:

• ESG-integratie
De pensioenregeling integreert op structurele wijze ESG-risico's en ESG-factoren in het beleggingsproces. De regeling streeft naar een portefeuille met een beter ESG-profiel dan dat van de marktbenchmark. Dit gebeurt aan de hand van een best-in-class beleid dat voor aandelen op de ESG-maatwerk benchmark is toegepast en aan de hand van instructies aan de vermogensbeheerders voor bedrijfsobligaties. Hierdoor wordt niet belegd in de slechtst-presterende bedrijven op basis van hun ESG-ratings.

• CO2-reductie
De CO2-intensiteit van de portefeuille wordt vergeleken met die van de portefeuille per medio 2019. Daarbij heeft de portefeuille als doelstelling de CO2-intensiteit te halveren ten opzichte van het referentiepunt.

• Uitsluitingsbeleid
De volgende investeringen zijn uitgesloten:

Uitsluitingen landen (categorieën) Uitsluitingen ondernemingen (categorieën)*
Landen die onderhevig zijn aan sancties (zoals wapenembargo’s) van de VN Veiligheidsraad en/of Europese Unie en/of de Verenigde Staten van Amerika. Controversiële wapens:
Ondernemingen die controversiële wapens produceren
Landen met slechte prestaties op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en corruptie volgens de Freedom in the World index, de ITUC Global Rights index en de Corruption Perception Index. Normschenders:
Ondernemingen die met hun gedrag structureel de normen schenden van de VN Global Compact, de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten (UN Guiding Principles on Business & Human Rights), zoals mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti-corruptie.

 

Tabak:
Producenten, toeleveranciers en verkopers van tabaksproducten.
  Fossiele brandstoffen:
Ondernemingen die omzet behalen uit de winningen energieopwekking van thermisch steenkolen en uit de winning van teerzandolie, schalieolie en schaliegas, arctische olie en arctische gas. 
  Staatsbedrijven:
Ondernemingen die voor meer dan 50% eigendom zijn van uitgesloten landen.

*Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur ('good governance') worden tevens uitgesloten, als wettelijk verplicht onderdeel van de classificering als Artikel 8.

Investment beliefs - de beleggingsbeginselen - vormen een belangrijke leidraad voor het bestuur van een pensioenfonds bij de keuzes die hij maakt aangaande het beleggingsbeleid en balansbeheer. Het bestuur van het Rabobank Pensioenfonds hanteert de volgende beleggingsbeginselen:

1. Beleggingsstijl
Wij spelen actief in op kansen en bedreigingen, waarbij veiligheid, kwaliteit en liquiditeit van de financiële instrumenten waarin we beleggen belangrijke aandachtspunten zijn. Wij beleggen enkel in financiële instrumenten die voldoende transparant zijn.

2. Risicobeheer
Bij de vormgeving en doorontwikkeling van het MVB-beleid zal Rabobank Pensioenfonds het risico-rendement perspectief van beleggingen in combinatie met het maken van sociale- of milieu-afwegingen als belangrijke drijfveren meenemen. Deze drijfveren zijn bepaald vanuit het perspectief van onze deelnemers.

3. Horizon
Bij toepassing/uitbreiding van het MVB-beleid nemen wij het kostenaspect ervan te allen tijde in overweging. Wij zullen bij het inzetten van MVB-instrumenten & oplossingen altijd meewegen of de kosten in verhouding staan tot de reikwijdte en het effect op de beleggingsportefeuille.

4. Spreiding
Met als doel bij te dragen aan een toekomstige leefbare wereld richt Rabobank Pensioenfonds haar beleggingsbeleid maatschappelijk verantwoord in, waarbij verder wordt gekeken dan wettelijke vereisten en aansluiting wordt gezocht bij de uitgangspunten zoals die door de OESO en Verenigde Naties zijn geformuleerd.

5. Benchmarks
Wij stellen onze eigen benchmark samen op basis van eventuele keuzes ten aanzien van ESG, zodat die naar verwachting het beste bijdragen aan de realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds. Wij monitoren deze strategische keuze door de benchmarks te vergelijken met de meest gangbare wereldbenchmark (bijvoorbeeld de MSCI World). MSCI is niet normstellend.

6. Portefeuillebeheer
• Wij kiezen asset managers die naar onze verwachting het beste kunnen bijdragen aan de realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds. Voor de beoordeling van de prestaties van deze managers maken wij gebruik van door onszelf gekozen of samengestelde benchmarks.

• Het structureel toevoegen van waarde door actief beheer is niet vanzelfsprekend. Dit betekent echter niet dat actief beheer wordt uitgesloten. Wij bepalen voor iedere asset class (= beleggingscategorie) of wij voor actief dan wel passief beheer kiezen. Zaken die hierin een rol spelen zijn (in)efficiëntie van de markt, kosten, uitlegbaarheid, realiseerbaarheid, transparantie en verantwoording. Het fonds belegt alleen actief indien daar op lange termijn een hoger verwacht netto rendement of een lager verwacht risico tegenover staat of de beleggingscategorie zich niet leent voor passieve uitvoering.

• Bij de invulling van het beleggingsbeleid kijken wij naar de omvang van risicopremies op beleggingscategorieën omdat die informatie bevatten over de aantrekkelijkheid van die categorieën.

• Rendementen op beleggingen en renteniveaus zijn op korte termijn moeilijk voorspelbaar. Wij geloven niet dat het nemen van renterisico structureel wordt beloond. Voor zakelijke waarden geldt dat op lange(re) termijn sprake is van positieve risicopremies met fluctuaties rond trendwaarden of 'normale' niveaus, waarbij fundamentele economische relaties gelden. Vanuit dit uitgangspunt is het risicobudget qua omvang en allocatie mede een functie van marktomstandigheden en -verwachtingen. Voor renteniveaus geldt dat ‘mean reversion’ niet als uitgangspunt wordt gehanteerd voor het al dan niet innemen van renteposities. Er kunnen evenwel situaties zijn waarin de richting van de rentebeweging voorspelbaar lijkt, hetgeen het innemen van een renterisico kan rechtvaardigen.

7. Beheersing van kosten
Wij vinden beheersing van kosten belangrijk, maar rendement na kosten belangrijker.

8. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen
• Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat het toepassen van ESG-integratie (meenemen van duurzaamheidsinformatie) binnen de beleggingsportefeuille op termijn een positief effect heeft op het risico-rendementsprofiel van de portefeuille. Het bestuur zal bij de invulling van (toekomstige) beleggingsoplossingen dan ook een voorkeur hebben voor oplossingen waarbij ESG-integratie wordt toegepast.

• Bij toepassing/uitbreiding van gevoerd MVB-beleid neemt het pensioenfonds het kostenaspect ervan te allen tijde in overweging. Hierbij zal expliciet in ogenschouw worden genomen of de reikwijdte van de MVB-beslissing de omvang van de te maken kosten rechtvaardigt.

• MVB-overwegingen vormen een belangrijk, maar niet in alle omstandigheden leidend principe voor het pensioenfonds bij de zoektocht naar (nieuwe) beleggingsmogelijkheden en oplossingen.

De Pensioenregeling hanteert een beleid in lijn met de SFDR-wetgeving om te zorgen dat wordt belegd in ondernemingen die voldoen aan de praktijken van goed bestuur (‘good governance’). Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur worden op voorhand uitgesloten. Daarbij wordt minimaal gekeken naar wettelijke vereisten op het gebied van:

• goede managementstructuren

• betrekkingen met werknemers

• beloning van het betrokken personeel

• naleving van de belastingwetgeving

Hier bovenop wordt, zowel vóór als na het aankopen van beleggingen, het MVB-beleid toegepast. Bij het bepalen of ondernemingen goed presteren op het gebied van goed bestuur, wordt gebruik gemaakt van ESG-data van derden. Mocht een onderneming waarin wordt belegd na verloop van tijd niet goed presteren, dan wordt deze onderneming alsnog uitgesloten volgens het gestandaardiseerde uitsluitingsproces. Het beoordelingsbeleid voor praktijken op het gebied van goed bestuur van de ondernemingen waarin is belegd is per Q4 2022 door het Pensioenfonds aangenomen en zal in de loop van Q1 2023 in de gehele portefeuille worden geïmplementeerd conform het bestaande uitsluitingsproces.

Minimaal 76% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 24% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen. Dit betreft de beleggingscategorieën hypotheken, vastgoed en grondstoffen. Voor deze categorieën wordt deels belegd in beleggingsfondsen die ESG-criteria toepassen. Maar in december 2022 kunnen wij nog niet het percentage meten van bijvoorbeeld de uitgesloten ondernemingen in deze beleggingsfondsen. We kunnen daarover nog niet rapporteren. Daarom worden deze beleggingsfondsen vooralsnog opgenomen in de categorie overig. De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A).

Rabobank Pensioenfonds stroomschema duurzaamheidsinformatie

#1 Afgestemd op E/S-kenmerken omvat de beleggingen van het gebruikt financiële product om te voldoen aan de ecologische of sociale kenmerken die het financiële product promoot.
#2 Overige omvat de overige beleggingen van het financiële product die niet zijn afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken en die evenmin als duurzame belegging kwalificeren.

De categorie #1 Afgestemd op E/S-kenmerken omvat:
• De sub-categorie #1A Duurzaam omvat duurzame beleggingen met ecologische of sociale doelstellingen.
• De sub-categorie #1B Overige E/S-kenmerken omvat beleggingen die zijn afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken die niet als duurzame belegging kwalificeren.

Om te bepalen of deze Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt gekeken naar de volgende duurzaamheidsindicatoren:

• ESG-profiel
Dit geeft aan hoe ondernemingen scoren op de verschillende aspecten van Ecologisch, Sociaal en Governance. Bij een herbalancering zal de portefeuille een betere score hebben dan die van de benchmark.

• CO2-voetafdruk
De CO2-intensiteit laat de broeikasgasemissies zien per hoeveelheid omzet door de bedrijven uit de portefeuille. Voor aandelen en bedrijfsobligaties streeft het fonds naar een portefeuille met een CO2-intensiteit van maximaal 50% van de portefeuille per medio 2019.

• Uitsluitingsbeleid
Deze indicator wordt uitgedrukt door middel van het percentage uitgesloten ondernemingen van de beleggingsportefeuille gebaseerd op het uitsluitingsbeleid van het Pensioenfonds.

De ecologische of sociale kenmerken die door de Pensioenregeling worden gepromoot worden inzichtelijk gemaakt via duurzaamheidsindicatoren. Deze duurzaamheidsindicatoren worden gedurende de levensduur van de Pensioenregeling gemonitord en jaarlijks gerapporteerd door de MVB-dienstverlener. Deze informatie wordt geïntegreerd in het jaarverslag. Op dit rapportageproces zijn kwaliteitsstandaarden en beheersmaatregelen in de vorm van een gegevensleveringsovereenkomst met de dataproviders van toepassing, waarmee data- en plausibiliteitscontroles geborgd zijn.

De volgende methodologieën worden gebruikt om te meten hoe de door de Pensioenregeling gepromote ecologische of sociale kenmerken worden behaald:

ESG-integratie

Het meenemen van ESG-informatie in het beleggingsproces wordt ook wel ESG-integratie genoemd. Hiervoor maakt de Pensioenregeling gebruik van verschillende dataleveranciers. Voor de aandelenportefeuille wordt gebruik gemaakt van ESG-data van de indexprovider. Voor de bedrijfsobligatieportefeuille wordt gebruik gemaakt van ESG-data van de vermogensbeheerders.

Er wordt gebruik gemaakt van ESG-ratings of ESG-scores, deze geven aan hoe ondernemingen scoren op ecologische, sociale en governance criteria. Er wordt gestuurd op het vermijden van de slechtst presterende bedrijven en een betere gemiddelde ESG-rating van de portefeuille ten opzichte van de marktbenchmark. Hiermee heeft het toepassen van ESG-integratie effect op de samenstelling van de portefeuille.

CO2-reductie

De pensioenregeling streeft naar CO2-reductie. De CO2-intensiteit van de portefeuille wordt vergeleken met die van de portefeuille per medio 2019. Daarbij heeft de portefeuille als doelstelling de CO2-intensiteit te halveren ten opzichte van het referentiepunt. De CO2-intensiteit laat de broeikasgasemissies zien per hoeveelheid omzet door de bedrijven uit de portefeuille. Om deze CO2-intensiteit te bepalen, wordt eerst van elke onderneming in de portefeuille de totale uitstoot van broeikasgassen per jaar berekend. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de uitstoot die de onderneming zelf veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten (scope 1 volgens het Greenhouse Gas Protocol), als naar de uitstoot die samenhangt met de productie van energie die de onderneming inkoopt (scope 2 volgens het Greenhouse Gas Protocol). Dit wordt gedeeld door de omzet van een onderneming. De uitkomst hiervan geeft weer hoeveel broeikasgassen een onderneming uitstoot voor elke euro aan omzet die gegenereerd wordt. Om tot de CO2-voetafdruk van de hele portefeuille te komen, wordt het gewogen gemiddelde van de CO2-voetafdrukken berekend van alle ondernemingen waarin wordt belegd. De ondernemingen waarin veel wordt belegd wegen dus zwaarder mee.

Uitsluitingen

Controversiële wapens
Het onafhankelijke onderzoeksbureau Sustainalytics stelt ieder halfjaar vast welke ondernemingen betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens. Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau het gehele beleggingsuniversum. Wanneer het onderzoeksbureau betrokkenheid vaststelt, leidt dit tot uitsluiting. De criteria voor uitsluiting zijn te vinden in ons MVB-beleid op de website. Tweemaal per jaar is er een toetsing op het beleggingsuniversum op dit criterium, op basis waarvan kan worden besloten tot uitsluiting.

Normschenders
Aan de hand van data van ESG-dienstverlener Robeco bepaalt het Pensioenfonds of er betrokkenheid is bij activiteiten en/of gebeurtenissen die in strijd zijn met internationale normen, zoals de UN Global Compact, OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Daartoe bekijkt de ESG-dienstverlener het gehele beleggingsuniversum. Bij ondernemingen die worden aangemerkt als normschender start Robeco namens het pensioenfonds een engagement traject om de onderneming tot verbetering van gedrag en/of compensatie van slachtoffers te bewegen. Wanneer na twee jaar een onderneming nog steeds als normschender wordt aangemerkt en er is onvoldoende voortgang in het engagementproces wordt de onderneming uitgesloten. Tweemaal per jaar toetst Robeco het beleggingsuniversum op dit criterium.

Tabaksproducenten
Betrokkenheid van individuele bedrijven wordt vastgesteld aan de hand van omzet gegenereerd uit de productie en distributie van tabaksgoederen. Deze omzetgegevens zijn afkomstig van de externe en onafhankelijke dataleverancier ISS ESG. Een bedrijf wordt uitgesloten indien de tabaksgoederen gerelateerde omzet groter is dan 50%. Tweemaal per jaar is er een toetsing op het beleggingsuniversum op dit criterium, op basis waarvan kan worden besloten tot uitsluiting.

Fossiele brandtoffen
Aan de hand van MSCI ESG-data stelt Achmea IM vast of ondernemingen op basis van omzetcijfers een blootstelling van meer dan 5% hebben naar thermisch steenkool, teerzanden, schalieolie en schaliegas, arctische olie en arctische gas. Deze ondernemingen worden uitgesloten.

Het steenkoolbeleid is gericht op het delven en het gebruik van thermisch steenkool (inclusief bruinkool, bitumen, antraciet en stoomkolen). Ondernemingen worden uitgesloten van beleggingen als:
• De omzet van een onderneming voor meer dan 5% afkomstig is uit aan steenkool gerelateerde activiteiten. De winning van thermische steenkool (inclusief bruinkool, bitumineuze, antraciet en stoomkolen) en de verkoop ervan aan externe partijen zijn relevant bij het bepalen van de aan steenkool gerelateerde omzet. Inkomsten uit kolenhandel worden vanwege databeperkingen vooralsnog niet meegenomen in deze berekening.
• De omzet van een onderneming voor meer dan 5% afkomstig is van elektriciteitsopwekking uit thermische steenkool (inclusief bruinkool, bitumineuze, antraciet en stoomkolen).

Tweemaal per jaar is er een toetsing op het beleggingsuniversum op dit criterium, op basis waarvan kan worden besloten tot uitsluiting.

Landenuitsluitingen
Staatsobligaties van landen worden uitgesloten van beleggingen, wanneer in deze landen onderhevig zijn aan sancties (zoals wapenembargo’s) van de VN Veiligheidsraad en/of Europese Unie en/of de Verenigde Staten van Amerika. Ook worden landen uitgesloten wanneer zij structureel internationale conventies en verdragen niet naleven. Voor het landenbeleid worden onderstaande conventies en verdragen in acht genomen:
• De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (mensenrechten).
• Fundamentele Principes en Rechten op het Werk (arbeidsnormen).
• Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (anti-corruptie).

Databronnen
De onderzoeksresultaten uit de indices van de volgende instituten zijn relevant en bruikbaar bevonden om te bepalen in welke mate de conventies en verdragen in de individuele landen nageleefd worden:
• Freedom House met de Freedom in the World index ten aanzien van mensenrechten.
• ITUC met de ITUC Global Rights index ten aanzien van arbeidsnormen.
• Transparency International met de Corruption Perception index ten aanzien van anti-corruptie.

Normering
Voor het landenbeleid worden minimumeisen gesteld aan de prestaties op de bovengenoemde indices. Als normering geldt:
• De vrijheid-rating in de Freedom in the World index dient 'Not Free’ (gemiddelde van Political Rights en Civil Liberties score >6) te zijn.
• De ITUC rating in de ITUC Global Rights index dient ≥5+ (No guarantee of rights due to the breakdown of the law) te zijn.
• De CPI-score in de Corruption Perception index dient ≤19 te zijn.

Implementatie
Als een land op één van de drie indices niet voldoet aan de normering komt het land in aanmerking voor uitsluiting. Hiertoe bepaalt de MVB-dienstverlener jaarlijks aan het eind van het jaar de prestaties van de individuele landen op bovengenoemde indices. Indien de prestatie van een land niet voldoet aan de normering wordt dit land toegevoegd of gehandhaafd op de lijst van uitgesloten landen. Posities in dit land worden binnen een redelijke termijn verkocht. Indien de prestatie van een land wel weer voldoet aan de normering wordt het land verwijderd van de lijst van uitgesloten landen. Posities in dit land mogen dan weer opgebouwd worden.

Staatsbedrijven
In aansluiting op het landenbeleid kiest de Pensioenregeling ervoor om niet te beleggen in bedrijven in die landen waar het uitgesloten land een meerderheidsbelang heeft zoals beschreven in het MVB-beleid. Aan de hand van data van MSCI ESG-data bepaalt Achmea IM in welke bedrijven het uitgesloten land een belang heeft van 50% of meer. Deze bedrijven worden uitgesloten. Ieder halfjaar toetst Achmea IM het beleggingsuniversum op dit criterium.

De Pensioenregeling gebruikt een mix van interne en externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. De voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus. De MVB-dienstverlener voert voorafgaand onderzoek uit naar alle potentiële dataproviders om vast te stellen of de data (I) geschikt zijn voor het doel waarvoor de data zal worden gebruikt, (II) overeenkomen met het beleggingsuniversum en (III) van voldoende kwaliteit zijn.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebruikte databronnen per MVB-instrument.

MVB-instrument Onderwerp Databron
ESG-integratie ESG-rating FTSE Russell / Sustainalytics / PGIM
CO2-reductie CO2-intensiteit (CO2 /Sales) FTSE Russell / Trucost / MSCI ESG**
Uitsluitingen* Controversiële wapens Sustainalytics
   Normschenders Robeco
  Tabak ISS ESG
  Fossiele brandstoffen MSCI ESG**
  Landenuitsluitingen
Freedom in the World index van Freedom House, ITUC Global Rights index, Corruption Perception index van Transparency International
  Staatsbedrijven MSCI ESG**

* Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur ('good governance') worden ook uitgesloten, als wettelijk verplicht onderdeel van de classificering als Artikel 8. Hiervoor is MSCI ESG de databron.
** De Pensioenregeling gebruikt data van MSCI ESG voor monitoringsdoeleinden. Vermogensbeheerders die de opdracht hebben gekregen om CO2-reductie te realiseren in de portefeuille kunnen daarvoor eigen databronnen raadplegen.

Kwaliteit en verwerking van de gegevens
De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van ESG-integratie, CO2-reductie en het uitsluitingsbeleid.

We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider. Dit omvat activiteiten zoals het beoordelen van het datamodel, statistische controles en beoordelen van de dekking van de gegevens op de benchmarks en portefeuilles. Waar relevant wordt de impact van verschillende gegevensbronnen op onze beleggingsbeslissingen ex ante getoetst. Via deze stappen streeft de Pensioenregeling naar een voldoende mate van vertrouwen in de gekozen gegevens en dataproviders.

Wij voeren doorlopend steekproefsgewijze controles van gegevens uit. Bijzondere constateringen worden besproken met de relevante dataprovider. Dit kan leiden tot ad hoc aanpassingen van externe gegevens of tot structurele aanpassingen in het gebruik van gegevens. Het overschrijven van gegevens en/of het hanteren van alternatieve gegevens wordt onderbouwd gedocumenteerd. Periodiek vindt er een uitgebreidere evaluatie plaats van de geselecteerde dataproviders en geselecteerde gegevens. Deze evaluatie kan leiden tot het beëindigen van de samenwerking met een dataprovider dan wel tot de selectie van een andere dataprovider.

De gegevensbronnen die gebruikt worden om milieu- of sociale kenmerken te promoten zijn in de basis, met uitzondering van CO2-data, kwalitatief van aard. Beschikbare gegevensbronnen worden door de MVB-dienstverlener gecategoriseerd, geordend en gelabeld en omgezet in numeriek waardes ten behoeve van beschrijvende analyses en waardeoordelen. Daarmee is deze data in aanleg gemodelleerd. Als er geen data beschikbaar is, is er geen grond voor acties.

De mate waarin gerapporteerde CO2-data beschikbaar is verschilt per beleggingscategorie en de reikwijdte van de CO2-data (in termen van scopes zoals gedefinieerd in het GHG Protocol). Voor aandelen ontwikkelde markten is het percentage ondernemingen dat zowel scope 1 en scope 2 CO2-data publiceren en waarbij deze data voldoet aan kwaliteitseisen vanuit het Carbon Disclosure Protocol relatief hoog. Indien de scope 3 data toegevoegd wordt dan is het percentage ondernemingen dat over alle 15 scope 3 subcategorieën rapporteert laag. Dit is het gevolg van een gebrek aan beschikbare scope 3 data. Zodra ondernemingen hun scope 3 emissies gaan rapporteren, komt deze data beschikbaar via de ESG-dataprovider. CO2-databeschikbaarheid en -kwaliteit is beduidend lager voor overige beleggingscategorieën en regio’s.

Er zitten enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevens. De belangrijkste beperkingen laten zich omschrijven als:

Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (fossiele brandstoffen, tabak, controversiële wapens)
Voor de uitsluitingen gericht op producten vertrouwt Achmea IM op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. De dataprovider hanteert bij het opstellen van een oordeel ten aanzien van een onderneming zowel bronnen afkomstig van de onderneming in kwestie als bronnen vanuit publiek beschikbare documenten. Deze kunnen afkomstig zijn van maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke publicaties, brancheorganisaties, intergouvernementele organisaties, (lokale) overheden, et cetera. Op basis van de beschikbare bronnen maakt de externe dataprovider een gefundeerde inschatting of en in welke mate een onderneming betrokken is bij een product waar een uitsluitingsbeleid voor van kracht is.

Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen
Voor de uitsluitingen van normschenders wordt in eerste instantie vertrouwd op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. Er zijn echter geen scherp gedefinieerde criteria die vaststellen of specifiek gedrag ook werkelijk een normschending is. Dit blijft een kwalitatief waardeoordeel. Geconstateerde gedragingen die op gespannen voet staan met ons normenkader moeten goed gedocumenteerd worden en op een adequate en eenduidige wijze beoordeeld worden. Op die manier beoordeelt de externe dienstverlener alle schendingen op dezelfde wijze.

Beperkingen aan CO2-gegevens
Een effectief gebruik van CO2-gegevens vereist een gedetailleerd begrip van de uitstoot van broeikasgassen van de beleggingen in portefeuille. We kwalificeren de datakwaliteit van CO2-gegevens als hoog voor de beleggingen in zowel ontwikkelde als opkomende markten, op basis van de Platform for Carbon Accounting Financials (PCAF)-scoretabel. Voor alle posities is het uitstaande bedrag in het bedrijf bekend. Ook zijn geverifieerde uitstootgegevens van eigen activiteiten (scope 1) en elektriciteitsverbruik (scope 2), met behulp van het raamwerk van het Greenhouse Gas (GHG)-protocol, voor het grootste deel van de portefeuille beschikbaar. Waar emissiegegevens niet direct beschikbaar zijn, worden deze gemodelleerd door de ESG-gegevensaanbieder met behulp van verschillende methoden.

Een andere beperking in het gebruik van de scope 1 en scope 2 CO2-gegevens is de vertraging waarmee de gerapporteerde CO2-gegevens beschikbaar komen bij beleggers. CO2-gegevens zijn daardoor per definitie ‘terugkijkend’.

De meeste bedrijven richten zich vooralsnog op het meten van de uitstoot van hun eigen activiteiten en elektriciteitsverbruik, met behulp van het scope 1- en scope 2-raamwerk van het GHG-protocol. Het beoordelen van broeikasgasemissies in de gehele waardeketen is complex. Het aantal ondernemingen dat werkelijk de broeikasgasemissies voor elk van de 15 categorieën van scope 3-emissies (zoals gekochte goederen en diensten, transport en distributie en gebruik van verkochte producten) inzichtelijk maakt is zeer beperkt. Meerdere onderzoeken tonen dat de huidig gehanteerde methodes voor het modelleren van scope 3 emissies nog tekortschieten. Wij hanteren daarom momenteel geen scope 3 data voor onze beleggingsbeslissingen.

Het uitbreiden van de reikwijdte van CO2-metingen naar opkomende markten en minder liquide activaklassen leidt tot een lagere beschikbaarheid van geverifieerde emissies en minder nauwkeurig gemodelleerde emissies. Wat uiteindelijk leidt tot een lagere algehele datakwaliteit voor de gehele portefeuille. Daarom wordt dit vooralsnog niet toegepast.

Beperkingen aan ESG-ratings
De belangrijkste beperking is dat ESG-ratings in aanleg subjectief zijn en deels bepaald worden door een kwalitatief waardeoordeel vanuit een dataprovider. Er zijn geen ESG-materialiteitsmatrices voorhanden waar markt breed een overeenstemming over is bereikt. Een ESG-rating is in belangrijke mate dus afhankelijk van het relatieve belang dat de dataprovider hecht aan verschillende attributen - de ene dataprovider hecht bijvoorbeeld meer belang aan broeikasgasemissies dan aan arbeidspraktijken dan een andere dataprovider - wat leidt tot subjectiviteit in de ESG-rating. Daarnaast leidt inconsistentie in de onderliggende onbewerkte gegevens vanuit de ondernemingen ertoe dat ondernemingen onderling niet op dezelfde voet vergeleken kunnen worden. Dit kan resulteren in verschillende beoordelingen voor gelijkwaardige ondernemingen in een sector.

Aanvullende tekortkomingen zijn een gebrek aan dekking van een specifieke sector of een type entiteit, met name in specifieke vastrentende waarden portefeuilles, onvoldoende gedetailleerdheid van gegevens en een gebrek aan transparantie over de methodologieën die zijn gebruikt voor specifieke elementen van de ESG-rating. Zowel in het due diligence proces voor dataproviders als in de keuze voor het wel of niet baseren van beleggingsbeslissingen op deze ESG-ratings, houdt de MVB-dienstverlener rekening met deze beperkingen.

Onze beleggingen doorlopen periodiek een due diligence cyclus om de daadwerkelijke en mogelijke negatieve impact van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, te voorkomen en te verminderen en om verantwoording af te leggen over hoe de Pensioenregeling omgaat met de geïdentificeerde risico’s. Deze due diligence is er dus op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, prioriteren en analyseren. In de 'Verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren' oftewel PAI-statement (pdf) wordt het due diligence proces toegelicht. Daarbij het model en de terminologie van het Instrumentarium van het Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen.

De ESG-dienstverlener Robeco gaat in gesprek met ondernemingen waarin wij beleggen (engagement). Daarnaast maakt het Pensioenfonds actief gebruik van haar aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin de Pensioenregeling namens beleggingsinstellingen/klanten beleggen (stemmen). Daarbij besteedt de ESG-dienstverlener aandacht aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen. De Pensioenregeling maakt onderscheid tussen twee soorten engagement: Reactief engagement en Actief engagement.

Het doel van het Reactief engagementprogramma is structurele schendingen van internationale normen te stoppen of te voorkomen. Als een onderneming meer dan twee jaar als structurele normschender aangemerkt wordt, kan besloten worden tot uitsluiting.

Het Actief engagementprogramma heeft als doel ondernemingen aan te sporen om hun duurzaamheidsprestaties te verbeteren. De thema’s waarop engagement plaatsvindt, zijn passend binnen de speerpunten van het pensioenfonds. In het MVB-beleid (pdf) op de website staat meer informatie over het engagementbeleid.

Met dit financieel product wordt de gehele Pensioenregeling bedoeld. Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de Pensioenregeling om te bepalen of de Pensioenregeling is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing op Pensioenregelingen.

Documenten duurzaamheidsinformatie (SFDR)